Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

bebbel

betekenis & definitie

Mond, bek; vooral in de verb. zijn bebbel houden, roeren e.d.; ook: geklets.

- Zie ook de dialectwdb.

‘Och, hou uw bebbel!’ gromt Tineke.... ‘Antwoord die zeveraar niet, maar laat hem zitten waar hij zit!’ BOON 1975, 37.

Afl.: bebbelen, kletsen, zeuren.

< >