(De streek, de omgeving e.d.) in alle richtingen doorkruisen, afrijden, aflopen. Onvermoeid ketste hij per fiets de omgeving af om aandelen van 50 frank in «De Standaard» te plaatsen, BONI 1948, 149.
De marskramer ketste nu te voet de streek van Ronse af, en zou eerst tenden de week terugkeren, STREUVELS 1964, 75.