Aannemelijk, die men aannemelijk kan maken; aanvaardbaar; ook: geloofwaardig.
Gebouw kunnende dienen voor allerlei handel. Te koop tegen elk aanneembaar voorstel, Westkust 26/8/1976, p. 12.
Daar waren verscheidene aanneembare redenen voor. Allereerst viel er moeilijk op te tornen tegen de klasse die Beerschot kon demonstreren met haar uitgebreid proflegioen, Limburg 30/8/1976.
Het wachtgeld mag evenwel niet minder bedragen dan 1/30% van de laatste activiteitswedde vermenigvuldigd met het aantal aanneembare dienstjaren, Verminkte juni 1978.