Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-09-2022

telefoneren

betekenis & definitie

1) (1989) (wielr.) laten blijken dat je van plan bent te gaan demarreren*. De term werd ontleend aan de bokssport. Frans: téléphoner. Engels: to telegraph.

• Die jump, die demarrage ontbreekt nog wat bij hem, het is allemaal nog wat teveel getelefoneerd. (De Morgen, 16/02/1989)
• De Fransman Thierry Marie koos een aantal keren voor de dood of de gladiolen, maar zijn ontsnappingen waren doorgaans getelefoneerd. Derhalve won Mooie Mario twee massaspurts met twee vingers in de neus. (Algemeen Dagblad, 24/07/1995)
• De koppelkoersen en de stayerwedstrijden gaan geheel voorbij aan de drinkende en swingende massa. De meeste bezoekers zouden kunnen figureren in een aflevering van Derrick: zwart leer, roze colberts, zwarte snorren en roze lipstick. Varkens aan het spit vinden gretig aftrek bij hoogblonde dames in rokken met tijgermotiefjes. Zouden ze ooit van demarreren of 'telefoneren' hebben gehoord? Het wielerjargon lijkt hen niet vertrouwd. (NRC Handelsblad, 02/11/1998)
• Een wielrenner heeft de beste kans op een geslaagde demarrage als zijn bedoelingen van tevoren niet bekend zijn bij zijn collega's. Een renner die opzichtig zijn toeclips vastgespt, zijn petje stevig over zijn voorhoofd trekt en alvast een extra hap adem schept, hoeft er eigenlijk al niet meer aan te beginnen. In wielerjargon: hij 'telefoneert' zijn demarrage en is daarmee kansloos geworden. (het Financieele Dagblad, 24/05/2000)

2) (1978) (voetb.) door lichaamstaal verraden in welke richting de bal zal getrapt worden.

• Telefoneren. Richting van schot en pass kunnen door een bepaalde beweging van de schutter of passer verraden worden zodat de tegenstander weet wat er gaat gebeuren. (Rob Siekmann: Voetbalwoordenboek. 1978)
• Een getelefoneerde pass: een heel doorzichtige pass, die vaak zijn bestemming niet bereikt omdat de tegenstander de bal onderschept. (Het Belang van Limburg, 08/06/1998)

3) (1952) (circus) zie citaat.

• Eindeloos geduld is er voor nodig om van deze dieren het vertrouwen te winnen- Bij het geringste onraad, dat zij menen te bespeuren, raken zij van de kook, schichtig met de poten slaand, wat in circusjargon telefoneren heet... (de Tijd, 26/01/1952)

4) (1984) (euf.) naar het toilet gaan: 'Mag ik even gaan telefoneren?'

• In de landelijke cafés zien we vaak nog het opschrift Koer of Cour, waaraan de uitdrukking naar de koer gaan beantwoordt, met als synoniemen naar bachten gaan of naar achter gaan. Je kunt ook vragen om je even te mogen verwijderen of om je handen te mogen wassen. Je gaat waar ook de koning te voet naartoe gaat. Je moet naar de ontvanger of je wilt even gaan telefoneren. (Biekorf. Jaargang 70. 1969)
• De natuurlijke behoeften. Men heeft het ook over "den bureau". Ik ga eens naar den bureau, of ik ga eens telefoneren. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Frans Debrabandere: Wat woorden weten. 2000) p. 43