Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Fransman

betekenis & definitie

(1913) (Barg.) sleutel met twee of meer tandjes aan de pijp.

• De dingen die ‘de jongens van de vlakte’ veel bezig houden, hebben velerlei namen. Sleutels b.v. worden onderscheiden naar de vorm in bovenkruis, onderkruis, middendek, dopkien, kaskien (kien is 't algemene woord voor sleutel), Engelsman en Fransman;.. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 7. 1913)
• Fransman: sleutel met twee of meer tandjes aan de pijp. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)