Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-06-2021

suiker

betekenis & definitie

(1978) (drugs) poederdrugs in het algemeen; heroïne of cocaïne. Omdat het een wit poeder is en omdat het soms wordt vermengd met suiker. Eigenlijk een vertaling van de Engelse slangterm sugar, dat eigenlijk als eufemisme wordt gebruikt voor shit*, een populaire benaming voor heroïne; ook als aanduiding voor de hallucinogene drug L.S.D. (zie acid*). Vgl. ook klontje*.

• Het bleek een kouwe moeite te zijn om hier aan wat 'suiker' te komen; al liggen de prijzen hoger dan bij ome Chang en weet je per slot van saldo nooit of er mee geknoeid is. (Ben Borgart: Blauwe nachten. 1978)
• Een beetje crimineel wéét toch dat hij afgeluisterd wordt. (Een beetje politieman trouwens ook). Dus wat heeft het voor zin via een satelliet in de hoorn te roepen: ,,De suiker is opgeschept, baas!''. Je kunt net zo goed zeggen: 'de lading cocaïne ligt veilig in IJmuiden'. (NRC Handelsblad, 15/05/1997)
• De codenamen voor de drugs die de groep in de administratie gebruikt, zijn in de visie van het rechercheteam niet al te moeilijk te versleutelen. ‘Brandy’ is heroïne. ‘Buttons’ zijn xtc-pillen. ‘Suiker’ is cocaïne. ‘Zeepjes’ zijn hasj. (Paul Vugts: De strijd tegen de Amsterdamse onderwereld. 2011)