Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-05-2021

slot

betekenis & definitie

(17e eeuw) (sch.) vrouwelijk geslachtsdeel. Destijds betekende het ook de mond van de baarmoeder (in deze zin verouderd). Sleutel is dan uiteraard een metafoor voor het mannelijk geslachtsdeel. Een spreuk uit de 17e eeuw: "Hielden de meisjens haar slotje zo gesloten, men zou haar deurtje zo ligt niet open stooten.'

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• In het zeventiende-eeuwse Nederlandse erotische taalgebruik komt bovendien een gelijkaardig begrippencomplex voor: "deur" (vrouwelijk geslachtsdeel), "slot" (vagina), "sleutel" (penis) en "voor de deur kloppen" (coïre)… (de Nieuwe Taalgids. Volume 85. 1993)
• Een slot met valse sleutels is moeilijk te bewaken. Wordt gezegd van een vrouw die het met de goede zeden niet zo nauw neemt. (M.A. van den Broek: Erotisch spreekwoordenboek. 2002)