Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Jan Kalebas

betekenis & definitie

(19e eeuw, vero.) leeghoofd; iemand van weinig niveau; bluffer; windbuil. Kalebas is een soort pompoen met weinig vruchtvlees en veel zaad. Bij de Romeinen was een pompoen het symbool van een domkop. Bij ons meestal in uitdrukkingen zoals: 'een redenatie, een rekening, Frans van Jan Kalebas': gezegd van iets waar men niets aan heeft omdat het niet te volgen of te ontcijferen is.

• Ik had anders zulk een schoone gelegenheid om de thee, waar een kapitaal op te winnen is, verder te zenden; maar 't is: blijf er van af. Ze zullen u een rekening maken van Jan Kalebas: en 't is maar goed, dat UEd. hier is, om een oog in 't zeil te houden; want zij zullen wel wat meer respect voor UEd. hebben als voor mijn persoontje. (Jacob van Lennep: De lotgevallen van Ferdinand Huyck. 1840)
• Dit is de logica en de moraal van Jan Kalebas! (de Groene Amsterdammer, 29/05/1904)
• Zij zouden zich namelijk verkleeden als twee personages, wier namen zeer vaak door me-vrouw Wichers genoemd werden, namelijk als Jan Kalebas en het Vrouwtje met de olie-kruik. (Nannie van Wehl: Vooruitgestuurd. 1909)
• Wij leven in een phase der ideocratie. En kom daartegen maar eens met wat beters op. Het lukt niet. Men wil woorden. Vlieger legt het af tegenover Troelstra, Troelstra misschien te-genover Wijnkoop. Europa tegenover Amerika Lenin weer tegenover Wilson. Jan Kalebas tegenover Jan Kordaat. (de Groene Amsterdammer, 10/05/1919)
• Wat geef ik er om als een meneer Jan Kalebas op zekeren dag door een mooien lentemorgen wordt getroffen en een gevoelig vers schrijft? (het Vaderland, 26/02/1940)
• 'Mensen met strafbladen als Jan Kalebas krijgen grote afbetalingskredieten,' zei het vorig jaar de Amsterdamse politierechter. 'Het is niet leuk mensen naar de gevangenis te moeten sturen, die door financieringsmaatschappijen voor de rechter zijn gebracht, terwijl ze van diezelfde maatschappijen nooit krediet hadden moeten krijgen.' (Het vrije volk, 19/03/1960)