Wat is de betekenis van windbuil?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

windbuil

windbuil - Zelfstandignaamwoord 1. een opschepper Ga toch weg, windbuil! Woordherkomst samenstelling van wind en buil

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

windbuil

snoever, pocher; leeghoofd. Volgens Van Dale sedert 1679 en afkomstig uit het Hoogduitse Windbeutel (roomsoes, losbol). Maar ’t was windtbuil, en de grootste zot van ’t landt. (Lukas Rotgans, Boerekermis, 1708) ... hij, de windbuil, de beunhaas, de opgeblazen snotneus... (Jan de Hartog, Gods Geuzen, 1947-1949)

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

windbuil

grootprater, windbol.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Windbuil

m. (-en), grootspreker, snoever, pochhans.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

windbuil

m. windbuilen (snoever).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

windbuil

('wind) v. (-en) grootspreker, snoever, windmaker.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Windbuil

m. (-en), grootspreker, snoever, opschepper.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WINDBUIL

WINDBUIL, m. (-en), windmaker, grootspreker, snoever, pochhans; ...BUILEN, v. mv. netelzucht; ...BUIS, v. (...zen), zakpijp, deel van een orgel; ...BUKS, v. (-en), buks of geweer waarvan de lading door samengeperste lucht voortgedreven wordt; ...DOORN, ...DOREN, m. (-s), (geneesk.) kwaadaardige beeneter; chronische ontsteking van het beendermer...