kordaat
kordaat - Bijvoeglijk naamwoord 1. vastbesloten, vastberaden
Muiswerk Educatief (2017)
kordaat - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kor-daat 1. vast van plan om zijn doel te bereiken ♢ kordaat stapte ze op de nieuwe jongen af Bijvoeglijk naamwoord: kor-daat ... is kordater dan ... ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (...dater, -st), 1. (veroud.) hartelijk, rond, oprecht; 2. ferm, flink, onversaagd: zich kordaat houden; een kordaat gedrag; kordaat ging hij hen tegemoet.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; kordater, -st (Sp.-Portug. cordato = verstandig; Lat. cor = hart): dapper, onverschrokken, ferm, wakker, kloek: Jan kordaat, krijgsman.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: