Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-09-2020

akelig

betekenis & definitie

(1913) (mar.+ sold.+ schol.) (ter versterking en meestal in ontkennende vorm) zeer; erg. Als intensivering wordt vooral deze ontkennende vorm gebruikt: 'daar heb ik hem niet zo akelig dik van' (daar heb ik flink de pest over in); 'niet zo'n akelig klein beetje lui.'

• Akelig netjes. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913, de studententaal)
• Zal ik bij jou komen? Dan zit je er niet zoo akelig alleen voor. (Cissy van Marxveldt: De H.B.S. tijd van Joop ter Heul. 1919)
• Pim, doe niet zo akelig actief. (Cissy van Marxveldt: Pim 'de stoetel'. 1937)
• Niet zo akelig. Erg. Merkwaardige en dikwijls misverstane zinswending. 'Die broek is niet zo akelig smerig'. Die broek is erg smerig. 'Daar heb ik hem niet zo akelig dik van.' Daar heb ik goed de pest in. (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978)
• Akelig. Versterkend woord. Hij is niet zo'n akelig klein beetje... (gehaaid, lui, snel, enz.): hij is zeer.... (Fré Harmsen: Van baroe tot branie. Termen en zegs-wijzen bij de Koninklijke marine. 1991)
• (Jaap Van Der Wijk: Lexicon van de watersport, visserij, koopvaardij, marine en bruine vloot. 1996)