Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-06-2020

deel

betekenis & definitie

(1968) (euf.) mannelijk of vrouwelijk geslachtsdeel. Even vaag en nietszeggend als ding*. Syn.: lid*. Eigenlijk: iets waarvan men de naam niet kent of waarvan men de naam niet wil noemen. Uit de context moet blijken dat het om een lichaamsdeel gaat. Vgl. lid* en edele* delen. Vgl. het Engelse 'member' dat in dezelfde zin gebruikt wordt.

• In een snelle refleks griste Mevrouw Van Zuylen Voor vrij... Contact! van A. Viruly uit de door zijn eenvoud van goede smaak getuigende boekenkast en bedekte haar kroezige deel met het gedrukte deel van de bekende vliegenier. (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in luiletterland. 1968)
• Ik ruk ongehoord frekwent aan mijn deel, daarbij aan jou & aan 1 passende jongensmarteling voor Kareltje denkend. (Gerard Reve: Ik had hem lief. 1974)
• De stem sprak: ‘Wist U, mister Raleigh, dat ik Uw dochter zal uitkleden en haar benen van elkaar doen en mijn matrozendeel in haar stoten en mijn wil met haar doen … (Gerard Reve: Oud en eenzaam. 1978)
• Ze kon het niet langer aanzien, ontdeed zich haastig van haar panty en slipje, tilde de handdoek van Lommes lijf en liet zich onbekommerd op zijn verheven deel zakken. (Marjan Berk: De kracht van de liefde. 1989)
• Zij die ‘het’ voor het huwelijk wilde bewaren, kneep in mijn ballen, kneedde mijn lid en stak het woest in zich toen het overeind was gekomen. Mijn deel deed behoorlijk pijn, maar er was geen enkele reden tot edele verontwaardiging. (Hans Dorrestein: Alle verhalen. 1990)
• Mannen, dat is algemeen bekend, willen hun deel graag meten. Ze doen dat onderlangs – dat scheelt al zo een centimeter – en natuurlijk alleen als het de maximale grootte heeft bereikt. (Lydia Rood: Zij haar zin. 1996)
• Ik maak een mijnschacht van mijn mond en slok Alois op, met getuite lippen om ruimte genoeg te maken. Ik krijg mijn lippen nauwelijks dicht, zo dik is zijn deel. (Lydia Rood: Gedeelde genoegens. 1996)
• Iemand anders vertelde dat de lul uit de broek een hele oude Haagse traditie is. Edwin de Roy van Zuydewijn heeft ooit verteld dat de oranjeprinsen vanuit de koets met een hand naar het volk zwaaien en met de andere hand de middelvinger opsteken, maar ik heb al vaker gehoord dat ze veel verder gaan en hun adellijke deel uit de jacquetbroek hebben hangen. (Youp van ‘t Hek in NRC Handelsblad, 06/12/2003)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)
• Hij besmette zijn slavinnen, tenzij hij een pijnlijke wond op zijn deel had, dan lukte de geslachtsdaad niet. (Lotte Hendrickx: Seks, een en al seks. 2019)