Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZURING

betekenis & definitie

(Rumex L.), plantengeslacht uit de familie der Polygonacecën met ca ioo soorten, vnl. op het N. halfrond, meest overblijvende kruiden met grond- en stengelstandige, vaak spiesvormige bladen met een vliezige, vaak spoedig verdwijnende ochrea en, in kluwens, die een tros of pluim vormen, 1- of 2-slachtige bloemen met een bloemdek uit gewl. 6 groene of roodachtige blaadjes, waarvan de 3 binnenste zich na de bloei, tegen de vrucht liggend, meest sterk vergroten en aan de buitenzijde vaak een gele, rode of bruine knobbel vertonen, 6 in paren voor de buitenste bloemdekblaadjes staande meeldraden en een vruchtbeginsel met korte stijlen met een grote, vaak gedeelde stempel, dat tot een 3-kantig, 1-hokkig, 1-zadig, met het bloemdek afvallend vruchtje rijpt.

Tot de Nederlandse flora behoren 12 soorten, waarvan wy noemen: de op grazige grond zeer algemene eetbare R. Acetosa L. of Veldzuring en de kleinere R. Acetosella L. of Schapezuring der heidevelden, beide 2-huizig; dan 3 soorten met duidelijk getande bloemdekblaadjes om de vrucht, nl. de tot 1,5 m hoge R. obtusifolius L., op allerlei grond zeer algemeen met grote bladen met hartvormige voet, R. palustris Sm. (Moeraszuring), aan waterkanten algemeen, met een geelgroene pluim, en R. maritimus L. (Zeezuring), vooral op zilte grond te vinden, met een goudgele pluim; ten slotte 4 algemene soorten met ongetande vruchtkleppen: R. sanguineus L., Bloedzuring geheten om de vaak rood aangelopen stengel, R. conglomeratie Murr. (Kluwenzuring), met bijna tot boven aan toe bebladerde bloemkransen, R. Hydrolapatham Huds. (Waterzuring), aan waterkanten groeiend met zeer grote bladen, en R. crispus L., kenbaar aan de gekroesde bladen. Zij vormen vaak bastaarden. Gekweekt als bladgroente wordt de tot 2 m hoge R. Patientia L. (z ook Canaigre).

< >