Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZEESPINNEN

betekenis & definitie

(Pantopoda, Pycnogonida) vormen een klasse der Chelicerata, hoewel zij niet nauw aan de spinachtigen verwant zijn. Hun naam Pantopoda (één en al poot) heeft betrekking op de grote lengte van de ledematen in vergelijking met de geringe lichaamslengte.

Het voorste lichaamsdeel draagt een korte snuit, aan welks uiteinde de mondopening ligt.Er zijn in bet meest typische geval 7 paar ledematen, waarvan het voorste paar een schaar (chela) kan dragen, het 2de paar een taster (palpus) is en het 3de paar bij het mannetje als dragers der eieren functionneert. Dan volgen 4 paar lange looppoten. In enkele gevallen bedraagt het aantal looppoten 5 (Decalopoda) of 6 (Dodecalopoda) paar. Achter het laatste paar zet het lichaam zich in een rudimentair achterlijf voort.

Uit het ei komt een larve (Protonymphon) met 3 paar poten, waarvan het voorste een schaar draagt. Zulke larven leven als parasieten op de kolonies van Hydroïdpoliepen (z Hydroïden). Zij ondergaan een aantal vervellingen om de volwassen toestand te bereiken.

De zeespinnen komen uitsluitend in zee voor. De soorten van de kust leven veelal op kolonies van Hydroïdpoliepen, waarmee zij zich voeden. Ook anemonen worden aangeboord. Deze litorale vormen zijn klein met een lichaamslengte van enige mm. Er zijn echter diepzeevormen (zelfs tot een diepte van 3000 m), die een belangrijke grootte bereiken, zoals Colossendeis gigas met een lichaamslengte van 8 cm en een pootlengte van 30 cm.

Lit.: H. Helfer, Pantopoda, in: Kükenthal-Krumbach, Handb. der Zool. Bd III, 2 (1932).

< >