Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WORMER

betekenis & definitie

Noordhollandse gemeente, groot 1696 ha, met (1953) 5910 inw., v.w. (1947) 35,5 pct Prot., 35,5 pct R.K. en 29 pct andersdenkenden, ligt in het N. der Zaanstreek, aan de oostzijde van de Zaan, tegenover Wormerveer. De bodem bestaat uit laagveen.

Rondom het dorp bevindt zich een moerasgebied, rijk aan flora en fauna, waarin gelegen de plassen de Poel, het Zwet en de Merken, geschikt voor zwem- en watersport.De voornaamste bestaansbron is de industrie (papier, rijst, cacao, gort, havermout, veevoeder, olieraffinaderij, graanmalerij, buillakenweverij, scheepswerf). Ook is er veehouderij.

Tot de gemeente behoren de dorpen Wormer (1953: 5400 inw.) en Oost-Knollendam (450 inw.), alsmede de polders de Enge-Wormer en de Schaalsmeer, benevens een gedeelte van de Stammeer.

Wormer behoort tot de oudste dorpen aan de Zaan, ontving in 1280 van Floris V vrijdom van tol, bereikte begin 17de eeuw een hoogtepunt van bloei, hoofdzakelijk door een 150-tal beschuitbakkerijen, welke door een 9-tal korenmolens van meel werden voorzien. De „Wormer-Tweeback”, een soort scheepsbeschuit, werd in grote hoeveelheden naar binnenlandse en buitenlandse markten verzonden en de koopvaardijvloten werden hiermede bevoorraad. Nadat deze industrie in het midden der 18de eeuw was verdwenen, trad een diep verval in. Eerst einde 19de eeuw nam het dorp weer in welvaart toe en op de plaatsen, waar vroeger de talrijke olie-, verf- en papiermolens stonden, bevinden zich nu grote industriële bedrijven.

< >