zijn geheten naar François Marie de Raoult (Fournes 10 Mei 1830 - Grenoble 1 Apr. 1901, Frans scheikundige).
Wet van de dampdrukverlaging: Δp = x P0 ofwel de verlaging Δp van de dampdruk van het oplosmiddel boven een oplossing is evenredig met de molfractie (molbreuk) x van de opgeloste stof, d.i. de verhouding van het aantal grammoleculen opgeloste stof tot de som van de aantallen grammoleculen oplosmiddel en opgeloste stof. P0 is de dampdruk van het zuivere oplosmiddel (bij dezelfde temperatuur). In nauw verband (z oplossing, colligatieve eigenschappen) met deze wet van de dampdrukverlaging staat de wet van Raoult van de vriespuntsdaling: Δ T = C.x, waarin C — RTs2/Qs (Qs = smeltwarmte per grammolecule, Ts is de smelttemperatuur op de absolute temperatuurschaal, R is de moleculaire gasconstante). Een derde wet is die van de kookpuntsverhoging: Δ T = C’.x met C’ = RTb2IQL (QL = verdampingswarmte per grammolecule, Tb is het kookpunt). Deze drie wetten stellen ons in staat het moleculairgewicht te bepalen van een stof in oplossing. Is immers de gewichtsconcentratie bekend, dan kan met de uit de vriespuntsdaling (enz.) afgeleide waarde van x het moleculair gewicht worden berekend (z kryoscopische methode; C hangt nauw samen met de daar genoemde moleculaire vriespuntsdaling, D = RT2/100 Q, wanneer, zoals in de practijk gebeurt, in plaats van x, de concentratie in grammoleculen per 100 g oplosmiddel wordt uitgedrukt, terwijl hier Q de smeltwarmte per g is). De wetten van Raoult zijn theoretisch afgeleid door Van ’t Hoff*. Zij zijn in het algemeen slechts geldig voor verdunde oplossingen.
Evenzo hangt met eerstgenoemde wet van Raoult samen de wet van Henry, volgens welke de concentratie van een gas opgelost in een vloeistof, evenredig is met de druk van het gas.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: J. A. A. Ketelaar, Physische Scheikunde (1950); H. R. Kruyt, Inl. t. d.
Physische Chemie (1952); A. J. Rutgers, Phys. Scheikunde (1947/1948).