klassiek philoloog (Lobberich, Rijnland, 30 Juli 1888). was eerst als opvolger van Wilamowitz hoogleraar te Berlijn, is sinds 1939 aan de Harvard University verbonden. Zijn werkzaamheid betrof aanvankelijk de Griekse filosofie, in het bijzonder Plato en Aristoteles.
Hij stelt zich vooral ten doel een vernieuwing van het Humanisme en de aanwijzing der sporen der klassieke Oudheid in het heden. Hij is de oprichter geweest van het tijdschrift Die Antike en van het critische tijdschrift Gnomon (beide sinds 1925).Bibl.: uitg. van Gregorios van Nyssa (1921); Aristoteles, Grundlegung einer Geschichte seiner Entwicklung (1923); Platons Stellung im Aufbau der griechischen Bildung (1928); Die geistige Gegenwart der Antike (1929); Paideia, die Formung des griechischen Menschen, 3 dln (1933 v.) (ook in Engelse vertaling. The Ideals of Greek Culture, vol. I, 2de dr., 1946, vol. I en III, 1945) J Diokles v. Karystos (1938); Demosthenes, The Origin and Growth of his Policy (1938); The Theology of the Early Greek Philosophers (1947).