(NEDERLAND) van 31 Juli 1930 (Stbl. no 342) geeft regels met betrekking tot de openbare wegen. Zij bepaalt hoe openbaarheid van wegen ontstaat en verloren gaat.
Afgezien van de werking van verjaring ontstaat de openbaarheid doordat de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven en, wanneer het part. eigenaars geldt, de raad van de gem., waarin de weg is gelegen, tot deze bestemming haar medewerking heeft verleend. De openbaarheid, eveneens afgezien van de werking der verjaring, vervalt, wanneer de weg door het bevoegde gezag -— meestal de gemeenteraad — aan het openbaar verkeer is onttrokken. De wet houdt voorts regels in omtrent het onderhoud van openbare wegen en omtrent de vermoedens, welke dit onderhoud voor de burgerlijke rechten t.a.v. wegen oplevert.In BELGIË regelt de wet van 1 Febr. 1844, gewijzigd en aangevuld door de wet van 28 Mei 1914, de politie der grote wegen (staatsbanen en provinciale banen) alsmede van de kleine wegen (stadswegen en buurtwegen).
Een wet van 10 Apr. 1841 regelt anderzijds de erkenning, het onderhoud, de afschaffing en de politie van de buurtwegen die rechtstreeks onder beheer der gemeente geplaatst zijn, hetzij zij verschillende gemeenten verbinden (buurtwegen van groot verkeer), hetzij zij slechts tot een enkele gemeente behoren (buurtwegen van klein verkeer). Het verkeer langs de openbare wegen is gereglementeerd door de wet van 1 Aug. 1899, aangevuld door de wetten van 1 Aug. 1924 en 16 Dec. 1935 alsmede door talrijke K.B.’s waarvan de voornaamste die van 17 Jan. 1936, van 28 Jan. 1937 en het Regentsbesluit van 12 Febr. 1945 zijn.