Russisch historicus (Woskresenskoje, Penza, 4 Febr. 1842 - Moskou 25 Mei 1911), was van 1885-1911 hoogleraar te Moskou. In zijn hoofdwerk, dat de geschiedenis van Rusland behandelt, schiep hij een prachtig gestileerd en origineel beeld van de geschiedenis van Oost-Europa, dat van de gedachte uitgaat, dat de hoofdoorzaak der veranderde levensvormen de wisselende verhouding der bevolking tot de natuur is.
Bibl.: Bojarskaja Doema drewnej Roesi (Moskou 1882, herdr. 1920, de Bojarendoema van het oude Rusland); Koers roesskoj istoriji, 4 dln, (Moskou 1904-1910, 5de dl uitg. d. Barskow 1914, herdr. 5 dln, Petrograd 1918-1923, leergang der Russ. geschiedenis; Duitse vert. dl 1—4: Geschichte Russlands hrsg. v. F. Braun und R. v. Walter, Stuttgart 1925-1926, dl 4/5: Russ. Geschichte v. Peter d. Grossen bis Nik. I., übers, v. W. Jollos, Zürich 1945; Eng. vert. 5 dln, 1911-1931).
Lit.: K., Charakteristik! i wospominanija (Moskwa 1912); A. Kiesewetter, K. and his Course of Russian History, in: Slavonic Review (1923); A. G. Mazour, An Outline of Modem Russian Historiography (Berkeley 1939).