Engels rechtsgeleerde en bibliograaf (Clapham 14 Apr. 1847 Manchester 13 Mrt 1910), studeerde te Durham en Londen, werd in 1869 tot de balie toegelaten en oefende sinds 1870 te Manchester de rechtspraktijk uit. In 1892 werd hij hoogleraar aan de Victoria University aldaar.
Hij schreef een ook thans nog als standaardwerk beschouwd boek over het auteursrecht On the law of copyright in works of literature, art, architecture, photography, music and the drama (1870, 8th ed. by F. E. Skone James, Lond. 1948). Daarnaast was hij stichter (1892) en eerste voorzitter van de Bibliographical Society en schreef Supplement to Hain’s Repertorium (2 dln in 3 bdn, Lond. 1895-1902, herdr.
Berl. 1926), bevattende ongeveer 7000 verbeteringen op de incunabelcatalogus van Hain en ongeveer 6000 titels die bij Hain niet voorkomen (met index van K. Burger). Als aanvulling verscheen D. Reichling’s Appendices ad Hainii-Copingerii Rep. bibl., fase. 1-6 (1905’14).
Naast genoemde werken publiceerde hij nog verschillende andere juridische en bibliografische werken.MR H. F. WIJNMAN
Lit.: Dict. of nat. biogr., 2d suppl. I (1912); G. Schneider, Handb. d. Bibliographie, 4.
Aufl. (1930).
