een van de Zuidhollandse eilanden, bestond lange tijd uit twee eilanden, gescheiden door een breed water, Bornisse of Bernisse geheten, eenmaal een verkeersweg, waarvan tegenwoordig nog slechts een smal boezemwatertje over is. Tegen de Noordzee wordt het eiland beschermd door duinen, van Zeeburg in het N. tot de Quack in het Z., die op sommige plaatsen tot 1000 m breed zijn; langs de getijdenwateren liggen dijken.
De bodem bestaat, buiten de duinen, geheel uit zeeklei en is verdeeld in polders. Het Voornsche kanaal doorsnijdt het eiland. In het N. is het eiland door afdamming van de Brielsche Maas thans verbonden met Rozenburg, alsmede met het kleine, geheel ingedijkte eilandje Welplaat. Hoofdmiddel van bestaan is akkerbouw (granen, aardappelen, oliezaden, vlas en beetwortelen). Daarnaast is er tuinbouw vooral in het W. Van minder belang is de visserij. De handel, eenmaal o.a. in Brielle zeer levendig, is thans nog slechts van locaal belang.
Hellevoetsluis, een voormalige oorlogshaven, vervolgens door de Duitsers voor 70 pct afgebroken, is na 1945 een nieuw tijdperk ingegaan. In de plaats van Marine- en verdere rijksdiensten zijn industrieën aangetrokken, terwijl de herbouw met energie is aangepakt.
In Spijkenisse ontwikkelt zich, dank zij de gunstige ligging ten opzichte van het Botlekplan, de laatste jaren tamelijk veel kleine metaalindustrie, in Zuidland zijn enkele flinke vlasserijen, NieuwHelvoet heeft een rubberfabriek en in Geervliet is een grutterij- en spliterwtenfabriek. Heenvliet is een stil plaatsje met een fraai oud kasteeltje, ,,de Olyphant”. Rockanje, bekend om zijn meertje, ligt in de duinen en ontwikkelt zich tot een badplaats met landelijk karakter. Oostvoorne is een badplaats, waarop speciaal Rotterdam georiënteerd is. De prachtige duinen behoren ten dele aan de „Ned. Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten”, ten dele aan de „Maatschappij Voorne’s Duin”.
Er is een Volkshogeschool „Olaertsduin”. Bij de overstromingsramp in de nacht van 31 Jan. op i Febr. 1953 had Voorne en Putten zwaar te lijden, met name het deel ten O. van het Voornsche kanaal, waar o.m. de polders Oudenhoorn en Zuidland werden overstroomd.
Lit.: W. Plokker, Geschied- en aardrijksk. beschr. v. h. eiland V. en P. (Zwijndrecht 1851); S. J. Fockema Andreae, De hoge en vrije heerlijkheid Putten, in: Z.-Holl. Studiën, II (1952); J. Klok, Voorne en Putten, diss.
Utrecht (1939); H. Obreen, De heren van Putten en Strijen in: Mndblad Ned. Leeuw, nr LI (1932-33).