of Amphipoda vormen een orde der Malacostraca, binnen welke afdeling zij o.a. met de pissebedden en Mysidacea tot de groep der Peracarida (met broedruimte. Dl 14, p. 191) verenigd worden.
Evenals bij de pissebedden blijven de borststuksegmenten 2-8 vrij. Borststukpoten onderling verschillend; zij dragen ten dele kieuwen. Het hart ligt dan ook in het borststuk. Het lichaam is in de regel zijdelings samengedrukt. Zowel in zout- als zoetwater. Een aantal soorten vormt een belangrijk visvoedsel. Zij voeden zich met resten van planten en dieren.Wij noemen enkele soorten. De meest typische vormen zijn goede zwemmers en behoren tot het geslacht Gammarus. G. locusta is een gewone mariene vorm, die langs de kusten van Europa tot in de Middellandse Zee voorkomt. G.pulex is een zeer algemeen zoetwaterdier. Bekend zijn de springende strandvlooien (bijv. Tolitrus saltalor) in de getijdezone langs zandige kusten. Een afwijkende vorm hebben de hongerlijders, Caprellidae, met dun en lang cilindrisch lichaam, verminderd aantal borstpoten en kieuwen, met gereduceerd achterlijf. Zij zwemmen niet, maar kruipen tussen mariene aangroeisels van plantaardige of dierlijke aard.
Lit.: J. Reibisch, Amphipoda, in: Kükenthal-Krummbach, Handb. der Zool., Bd III, i Crustacea (1926-1927).
