Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VITACEEËN

betekenis & definitie

choripetale 2-zaadlobbige plantenfamilie met ca 600 vnl. tropische soorten, meest met tegenover de bladen staande takranken, klimmende heesters met in 2 rijen verspreid geplaatste, gesteelde, handnervige, al of niet samengestelde bladen met steunbladen en er ook tegenoverstaande bijschermen of pluimen kleine, groenachtige, 2-slachtige bloemen met 4 of 5 kelktandjes, 4 of 5 soms samen als kapje afvallende kroonbladen, 4 of 5 epipetale meeldraden, een intrastaminale discus, welks lobben met de meeldraden afwisselen, en een bovenstandig 2-hokkig vruchtbeginsel met 2 rechtopstaande zaadknoppen per hokje en een korte stijl, dat tot een bes met harde endospermhoudende zaden rijpt.

De bekendste geslachten zijn Ampelopsis Mchx, met 5-tallige bloemen en ca 20 soorten in Noord-Amerika en Centraal- en Oost-Azië, Cissus L. met 4-tallige bloemen en ca 300 soorten in de tropen en sub-tropen, in Zuid-Afrika deels succulent zonder ranken. Partfunocissus Planch. (z Wilde Wingerd), Vitis L. (1 Wijnstok) en Leca L., afwijkend door tot een buisje vergroeide meeldraden en een 3-8-hokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop per hokje, met 45 palaeo-tropische soorten rankenloze heesters of bomen, zo L. sambucina W., waarvan de bladen in de Bataklanden worden gegeten, L. javanica Bh, waarvan zij als geneesmiddel worden gebruikt, en L. angulata Korth., een boom met bruikbaar hout.

< >