plantenfamilie uit de orde der Urticinae met 550 soorten, meest tropische kruiden met enkelvoudige bladen met steunblaadjes en kleine 1-slachtige anemogame bloemen met een bloemdek uit 4 blaadjes, 4 in de knop naar binnen gebogen meeldraden en een bovenstandig i-bladig vruchtbeginsel met 1 atrope zaadknop, dat rijpt tot dopvrucht.
In Nederland zijn slechts de geslachten Urtica en Parietaria vertegenwoordigd (z Brandnetel en Glaskruid). Verdere bekende geslachten zijn: Laportea Gdch., met brandharen als Urtica en door het later vlezige perigoon blijvend omgeven vruchtjes, 25 soorten rijk, waaronder de nuttige vezelplant L. canadensis Gdch.; Boehmeria Jq. met 45 soorten, bijv. B. nivea Hook. et Am., een heester van Z.O.-Azië, die de zgn. Rameh vezels, ook China-gras genaamd, levert; Pellionia Gdch. met 15 soorten in het Indomaleise gebied en bijv. de in kassen veel gekweekte P. Daveauana N.E.Br.; Pilea Ldl. met 160 tropische soorten en bijv. de veel gekweekte P. muscosa Ldl. uit Mexico, Donderplantje geheten om de wolkjes stuifmeel, die bij het zich strekken der meeldraden als het ware worden weggeschoten; en Helxine Req. met o.a. de soort H. Soleirolii Req., een teer plantje van Corsica met gave ronde glanzend groene blaadjes en alleenzittende bloempjes, geliefd voor decoratie in de koude kas.