ook nonnenviool of trompette marine genoemd, was een strijkinstrument bestaande uit een bijna 2 meter hoge smalle driehoekige klankkast, bespannen met één dikke snaar, waarop met behulp van een korte strijkstok alleen flageolettenen werden voortgebracht (z muziek, geluidsleer). De kam was schoenvormig, de snaar drukte de hak daarvan vast op het klankbord; het klepperen van de voet veroorzaakte een snorrende toon, die aan een trompet deed denken.
Als van zovele muziekinstrumenten is de herkomst van het instrument onzeker. De vorm deed een Slavische afkomst vermoeden. Op afbeeldingen uit de 14de eeuw is het reeds bekend. Het werd vooral gebruikt in nonnenkloosters ter vervanging van de trompet tot in de 19de eeuw toe.Lit.: C. Sachs, Reallex. d. Musikinstr. (1913).