Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Thomas HANCOCK

betekenis & definitie

Engels industrieel (Marlborough, Wiltshire 8 Mei 1786 - Stoke Newington 26 Mrt 1857), de „vader van de rubber industrie”, begon zich in 1820 te interesseren voor de merkwaardige eigenschappen van rubber, welke destijds meer als curiosum uit Brazilië in de vorm van ballen en „flessen” werd ingevoerd (vandaar de oude naam voor rubber: „flessengom”). Hancock sneed uit deze ballen kleine reepjes rubber, welke gebruikt werden om kledingstukken, zoals mouwen en broekspijpen, sluitend te maken.

Hij verkreeg op deze uitvinding octrooi in 1820. In hetzelfde jaar construeerde hij de zgn. „pickle”, waarin hij de rubber plasticeerde. Deze uitvinding bleef vele jaren geheim. In 1823 vond Hancock het mengproces uit, door aan de rubber asfalt toe te voegen en later ook minerale stoffen, zoals gemalen krijt, kaolien e.d. Ook de bewerking, welke bekend staat onder de naam kalanderen, werd het eerst door Hancock toegepast.Hancock legde zich in de loop der jaren toe op de fabricage van talrijke rubberartikelen, o.m. van waterdichte klederen, slangen, schoeisel enz. Hij was ook de eerste, die rubberlatex liet aanvoeren, hoewel pas in 1922 latex als grondstof opnieuw in de rubberindustrie toepassing vond.

In 1837 vond Hancock de strijkmachine uit, waarmede hij dus weefsel voorzag van een gelijkmatige rubberlaag, en ook rubbervellen van gelijkmatige dikte maakte; in 1842 het warme vulcanisatieproces, nadat hij via een zekere Brockedon monstertjes gevulcaniseerde rubber in handen had gekregen, welke in Engeland waren achtergelaten door een agent van Charles Goodyear*. Hij ontdekte aan die monsters kristalletjes zwavel en vond, dat de eigenschappen van de geplasticeerde rubber ingrijpend worden veranderd door verhitting met zwavel op hoge temperatuur. In 1843 kreeg hij in Engeland een voorlopig en in 1844 een definitief octrooi op deze uitvinding, voordat Goodyear zijn procédé had geoctrooieerd. In dit octrooi heeft Hancock ook de menging van rubber met zwavel beschreven en tal van methoden, welke ook thans nog worden gebruikt. Aanvankelijk vulcaniseerde Hancock in hete lucht, later in stoom, nog later in gesloten vormen, verwarmd door stoom.

Ten slotte vestigde Hancock in 1855 er de aandacht op, dat Engeland geheel afhankelijk was van Brazilië voor de aanvoer van rubber en dat het zeer wenselijk was in de Engelse koloniën over te gaan tot de cultuur van rubber-leverende gewassen. Het zou echter nog een halve eeuw duren, voordat deze gedachte tot werkelijkheid werd.

PROF. DR R. A. VAN ROSSEM

Bibl.: Thomas Hancock, Personal Narrative of the Origin and Progress of the Caoutchouc or India Rubber Manufacture in England (London 1857, herdr. 1920).

Lit.: A. van Rossem, De betekenis van Th. H. voor de ontwikkeling der rubberindustrie, Chem. Wkbl. Bd 17 (1920).

< >