noemt men die tak van geneeskundige wetenschap, welke zich bezighoudt met het onderzoeken en hanteren van de verbanden die bestaan tussen gezondheid en ziekte enerzijds en de sociale omstandigheden anderzijds.
Reeds lang is het bekend dat ongunstige sociale verhoudingen ziekten met zich kunnen brengen. Slechte woontoestanden, ongunstige arbeidsvoorwaarden en ongunstige omstandigheden waaronder gewerkt moet worden, onvoldoende voeding, armoede, zijn uitermate belangrijke factoren voor het ontstaan van tal van ziekten. Zodra een ziekte derhalve grotere bevolkingsgroepen treft, is het noodzakelijk om te onderzoeken, of en in hoeverre in de omstandigheden waaronder deze bevolkingsgroepen leven maatschappelijke oorzaken zijn te vinden, die mede verantwoordelijk kunnen worden geacht voor het ontstaan van deze ziekte. Indien dergelijke maatschappelijke oorzaken gevonden worden, is het de taak van de sociale geneeskunde, de regeerders hierop te wijzen en op verbetering aan te dringen.
Niet alleen echter is het sociaal geneeskundig onderzoek van betekenis voor het bestrijden van zgn. volksziekten, het kan ook van belang zijn om de gezondheid van de bevolking te handhaven en te bevorderen. Immers de sociale geneeskunde houdt zich tevens bezig met de maatschappelijke omstandigheden welke bepalend zijn voor de wijze, waarop geneeskundige hulp wordt verstrekt, de mogelijkheden die er zijn om van deze hulp gebruik te maken, de doelmatigheid van deze hulp, de wijze waarop het publiek op geneeskundig gebied wordt voorgelicht en de wijze waarop het er toe gebracht wordt zijn gezondheid op de beste manier te beschermen en te bevorderen. De sociale geneeskunde tracht derhalve normen voor gezondheid te vinden, tracht te onderzoeken, in welke mate bepaalde voorzieningen (huisarts, ziekenhuis, consultatiebureau, enz.) tot de gezondheid bijdragen, en met welke voorzieningen de volksgezondheid op een bepaald tijdstip en onder bepaalde maatschappelijke verhoudingen het meest gebaat is.
Hoewel dus de sociale geneeskunde zich voor een groot gedeelte bezighoudt met massa-verschijnselen — zoals met de gevolgen uit geneeskundig oogpunt van de vorming van grote leef- en werkgemeenschappen door de mens, en met de geneeskundig-sociale wetgeving als uiterst belangrijk middel tot bet beïnvloeden van de wijze waarop de mogelijkheden tot genezing en preventie worden geboden —, is sociale geneeskunde zeker niet alleen massa-geneeskunde. Zij streeft er tevens naar te onderkennen, hoe in ieder individueel ziektegeval ook een maatschappelijk element aanwezig is omdat ziekte vrijwel steeds een uiting is van een evenwichtsverstoring welke niet alleen het lichamelijk en geestelijk welzijn, doch ook het maatschappelijk welzijn aantast.
Hier onderzoekt dus de sociale geneeskunde de invloed der maatschappelijke omstandigheden op het individuele ziek zijn en tracht de maatschappelijke middelen aan te geven om de gevolgen van dit ziek zijn te compenseren (heropvoeding en revalidatie, nazorg, beschutte arbeidsgelegenheid, bijzondere wetgeving, enz.). De methoden van de sociale geneeskunde zijn gedeeltelijk geneeskundig in die zin dat even grote betekenis gehecht wordt aan voorgeschiedenis en onderzoek van de patiënt als in andere takken van geneeskundige wetenschap; gedeeltelijk zijn zij geneeskundig-statistisch omdat massaverschijnselen van gezondheid, ziekte en dood geregistreerd en beoordeeld moeten worden; gedeeltelijk sociologisch voor zover het betreft het onderzoek van bevolkingsgroepen waarbij de enquête, de massa-observatie e.d. worden gebruikt.
De oudste leerstoel in de Sociale Geneeskunde werd ca 40 jaar geleden te Utrecht gesticht, na Wereldoorlog II volgden Groningen en Amsterdam, in 1953 Leiden.
PROF. DR A. QUERIDO