Nederlands boekbinder, letterontwerper, graveur en vioolbouwer (Haarlem 3 Apr. 1874 - Java 17 Nov. 1944), werd opgeleid in de boekbinderij van zijn vader. In 1895 richtte hij met J.
A. Loeber te Leiden de Ver. „Kunst toegepast op Boekbanden” en het vakblad „De Boekband” op. Het plan om naar Engels voorbeeld (Morris) aan de binderij ook een drukkerij te verbinden, moest wegens geldgebrek worden opgegeven. In 1905 werd hij leraar aan de kort tevoren opgerichte Dagteken- en Kunstambachtschool voor Meisjes te Amsterdam. Toen deze later met de Quellinusschool was verenigd tot het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, was hij daarvan van 1918-1939 directeur. Daarvóór werkte hij mee aan de oprichting van de Ned.
Ver. voor Ambachts- en Nijverheidskunst (1905) en het orgaan „De jonge Kunst” en was van 1906-1918 leraar aan de kunstnijverheidsschool te Zürich. Tijdens een reis door Wereldoorlog II overvallen, overleed hij in een interneringskamp op Java.Lit.: W.F.G., J. B. S., in Bouwkundig Weekblad „Architectura”, 22 Juli 1939, no 29.