is de naam van een Agave-soort (A. Cantala), welke in Voor- en Achter-Indië en de Philippijnen verwilderd voorkomt en daar en elders (bijv. in Indonesië) ook voor de vezels wordt aangeplant.
Het vaderland is niet bekend, in het stamland van de Agaves (Centraal-Amerika) is cantala niet in het wild gevonden. Men neemt aan, dat de Spanjaarden de plant in Oost-Azië hebben ingevoerd, in ieder geval was de plant reeds aan Rumphius (ca 1700) bekend. De vezel heet eveneens cantala of java-cantala, op de Philippijnen maguey en komt in eigenschappen vrijwel geheel overeen met sisal en wordt daarmee zelfs soms gemengd verkocht. Zij worden ook voor dezelfde doeleinden gebruikt (touw, vooral zgn. „binder twine” voor binden van geoogste schoven, matten).
De cultuur kan geschieden op dezelfde gronden als voor sisal geschikt, cantala kan evenwel meer vocht verdragen en groeit ook op minder goed doorlatende gronden.DR A. D. J. MEEUSE.