Silene L., plantengeslacht uit de familie der Caryophyllaceeën met ca 400 soorten op het noordelijk halfrond en in Afrika, veel in het mediterrane gebied, kruiden met witte, groenachtige of rode bloemen met een buisvormige of opgeblazen 5-tandige kelk, 5 langgenagelde kroonbladen, 10 meeldraden en een aan de voet 3-hokkig vruchtbeginsel met 3 stijlen, dat tot een met 6 tanden openspringende doosvrucht rijpt.
De bekendste Nederlandse soorten, vooral in de duinen en het fluviatiele district te vinden, zijn: S. Cucubalus Wib. (syn. inflata Sm.), de Blaassilene, met een sterk opgeblazen kelk en witte bloemen, S. conica L., de Kegelsilene, met een tijdens de vruchttijd kegelvormige kelk en rose kroon, S. Otites Wib., de Geoorde Silene, met groenachtig gele 2-huizige bloemen in trosvormig gerangschikte schijnkransen, en S. nutans L., de Nachtsilene, met een tros vuilwitte knikkende bloemen. Zeldzamer zijn de bouwlandonkruiden S. dichotoma Ehrh., met een gegaffelde bloeiwijze en grote witte ingesneden kroonbladen, en S. gallica L., met een enkelvoudige bloeiwijze en kleine rose niet ingesneden kroonbladen, beide met zittende bloemen. Als sierplant kweekt men vele soorten.