Russisch filmkunstenaar (Riga 1898 - Moskou 11 Febr. 1948,, zoon van een ingenieur, studeerde voor bouwkundige te Petrograd en begon zich in de psychologie te verdiepen. In 1918 nam hij als vrijwilliger dienst in het Rode Leger; na twee jaren gedemobiliseerd, sloot hij zich te Moskou aan bij de „Proletkult” en regisseerde voor deze beweging van arbeiderstoneel massa-spelen, waaraan niet zelden tienduizenden medewerkten.
Dit alles is van gewicht voor de figuur van Eisenstein, die niet alleen — mèt een Poedowkin, Dovzjenko, etc. — een der prominenten was der bloeiende filmkunst ná de Russische revolutie, maar bovendien van buitengewone belangrijkheid is geweest voor de film in het algemeen. Eisenstein benaderde de film niet met warme impulsiviteit, doch met de koude hartstocht van de moderne bouwmeester. In zijn aanvankelijke theorieën over montage, continuïteit en beeldcompositie vindt men de mathematicus terug, die elk effect, elke contrastwerking op zijn maximale spanningen test en daarbij niets aan het toeval wenst over te laten. Zijn beroemdste films uit de „stomme” periode zijn: Potemkin, met de vermaarde scènes op de trappen van Odessa, October, ter herdenking van de October-revolutie en Die Generallinie, waarin Eisenstein de revolutie der kanonnen verlaat voor de omwenteling, welke zich in de Sovjet-Unie op landbouwgebied voltrok. Na de voltooiing van deze film begaven Eisenstein en zijn camera-man Tisse zich naar het buitenland. In 1930-1932 valt Eisenstein’s bezoek aan de Nieuwe Wereld, waar hij in Mexico materiaal verzamelde voor een film, die nimmer werd voltooid. Na zijn terugkeer in de Sovjet-Unie, waar de geluidsfilm zich had ingeburgerd, was Eisenstein vooral actief als leraar, theoreticus en criticus. In 1938 voltooide hij Alexander Newsky, in 1944 verscheen het eerste deel van Iwan de Verschrikkelijke op het doek, in 1946 het tweede deel, dat door de Sovjet-overheid gewogen en te licht bevonden werd. Artistiek gesproken heeft Eisenstein de geluidsfilm nimmer „gehaald”. Te ontzaglijk moeten voor zijn mathematisch brein de problemen hebben geschenen, welke zij met zich bracht en die onopgelost bleven. Niet alléén beheerst door het dwingende rhythme ener autonome beeld-opeenvolging, wordt Eisenstein’s pathetiek — een zijner zwakke plekken — in zijn latere films zeer hinderlijk.