Russisch communist (eigenlijk Kostrikow) (Oerzjoem, bij Wjatka, thans Kirow, 1886 - Leningrad 1 Dec. 1934), sloot zich na het aflopen van de technische school in Kazanj in 1904 in Tomsk aan bij de sociaal-democraten. Na enige arrestaties en gevangenschap in de jaren 1906-1908 vestigde hij zich in de Kaukasus als bolsjewistisch organisator en propagandist.
Als afgevaardigde van de Sovjet van Wladikawkaz werd hij in 1917 naar het 2de Sovjet-congres in Petrograd gezonden, waar hij de staatsgreep van 7 Nov. meemaakte. In 1918 werd hij de centrale figuur in het door de witte legers bedreigde Astrakan, in 1920 vertegenwoordiger van de Russische Sovjet-Republiek in het toen onafhankelijke Georgië. In Sept. van dat jaar nam hij te Riga deel aan de vredesonderhandelingen met Polen. Daarna speelde hij in de Kaukasus een rol bij de inlijving van Georgië en het op gang brengen van de olieproductie. In 1926 was hij een der figuren, die door Stalin naar het onder invloed der oppositie staande Leningrad werden gestuurd, waar Kirow als partijsecretaris alle leidende posities van vertegenwoordigers der oppositie zuiverde. Als lid van het politiek bureau en secretaris van het Centraal Comité der bolsjewistische partij was hij een van Stalin’s naaste medewerkers in de strijd tegen de oppositie. De omstandigheden, waaronder hij het slachtoffer van een moordaanslag werd, zijn nimmer geheel openbaar gemaakt. Zijn dood werd het sein tot de grote zuivering van de jaren 1934-’39. Als partijsecretaris in Leningrad werd hij opgevolgd door Zjdanow.Lit.: I. I. Skolnik, S. M. Kirow (1938).