behoorden eertijds tot de lichte infanterie, welke het gevecht naast de gesloten troepenformaties in verspreide orde voerden. Zij waren met de beste geweren of buksen bewapend, in het schieten voortreffelijk geoefend en voor zover dat mogelijk was gerecruteerd uit de beroepsjagers.
In de stellingstrijd van Wereldoorlog I kwamen de scherpschutters weer tot hun recht voor het afgeven van een juistheidschot op kort zichtbare, moeilijk te treffen doelen. In het Nederlandse leger van vóór 1940 hadden de militairen, die aan vastgestelde eisen voor scherpschutter voldeden, het recht om als onderscheiding een geborduurde ster op de linker bovenmouw van de uniformjas te dragen. In Wereldoorlog II hebben scherpschutters, in de vorm van sluipschutters, wederom hun intrede gedaan bij de infanterie.