(afgeleid van Scandinavia), symbool Sc, atoomnr 21, atoomgewicht 45,10, is een van de elementen uit de derde kolom van het periodiek systeem en het eerste van de overgangselementen (zie periodiek systeem). Het was reeds door Mendelejew voorspeld als eka-borium en korte tijd daarna, in 1879, werd het door Nilson ontdekt in gadoliniet uit Skandinavië; een zeldzaam mineraal is het thorveïtiet, Sc2Si2O7.
Voorts komt het voor, evenals yttrium, in de zeldzame aarden (zie aarden, zeldzame) wegens de overeenkomst in ionstraal. Het komt veel verbreider voor dan aanvankelijk gedacht werd, doch steeds in uiterst geringe hoeveelheden. Ook in zon en sterren is de aanwezigheid spectraal-analytisch aangetoond.Scandium is uitsluitend driewaardig en de zouten zijn kleurloos. Het oxyde Sc2O3 is een wit onsmeltbaar poeder, s.g. 3.86, oplosbaar in kokend zoutzuur en salpeterzuur, waaruit met loog een gelatineus hydroxyde Sc (OH)3 wordt neergeslagen, dat in tegenstelling tot Al(OH)3 niet in basen oplost.
Scandiumzouten zijn: ScCl3 , sm.pt 939 gr., Sc2(SO4)3.4 H2O,.5 H2O en .6 H2O, scandiumoxalaat Sc2(C2O4)3.5 H2O. Ook zijn er complexe fluorverbindingen bekend. Het element heeft geen enkele toepassing.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR