zijn glucosiden, die in verschillende planten als Saponaria officinalis (zeepwortel), Quillaja saponaria, Aesculus hippocastanum (paardekastanje), Digitalis purpurea (vingerhoedskruid) voorkomen en die daardoor gekenmerkt zijn, dat zij sterk schuimende colloïdale oplossingen in water geven, waarom zij vroeger wel als reinigingsmiddelen gebruikt werden. Nu worden zij echter door synthetische wasmiddelen verdrongen.
De meeste saponinen zijn door een sterk haemolytische werking op rode bloedlichaampjes vergiftig, in het bijzonder voor vissen, waarom een aftreksel van de desbetreffende planten als visvergif gebruikt wordt. Door zuren worden zij gesplitst in suikers en een sapogenine, dat tot de sterine derivaten (digitalisgroep) of tot de triterpenen (zie terpenen) behoort.DR J. VAN ALPHEN