Engels dichter (Taunton, Somerset 1562 - Beckxngton Oct. 1619), studeerde een tijdlang te Oxford (1579). Later was hij inwonend leraar bij verschillende adellijke families, o.a. de Pembrokes.
Intussen beoefende hij ijverig de verschillende Elizabethaanse dichtvormen en schreef o.a. masques voor opvoering aan het hof van Jacobus I. In 1607 werd hij kamerheer van de koningin (Groom of the Privy Chamber). In 1615 was hij betrokken bij de oprichting van een schouwburg te Bristol.Italiaanse invloed is waarneembaar in zijn Sonnets to Delia (1592), misschien zijn beste werk. In zijn verlangen naar een magnum opus schreef hij een saaie rijmkroniek: History of the Civil Wars between York and Lancaster (1595-1609). Beter is zijn Musophilus, or Defence of All Learning, een didactisch, strofisch gedicht in de vorm van een gesprek tussen Musophilus en Philocosmus. In proza schreef hij A Defence of Ryme (1602), waarin hij, tegen Campion, betoogt, dat het Engels zich tot poëzie-inrijm uitstekend leent, benevens A History of England (1612).
Van zijn masques noemen wij Hymen’s Triumph (1615).
Bibl.: The complete works in verse and prose, ed. A. B. Grosar t (5 dln, 1885-’96); Poems and A defence of ryme, ed.
A. G. Spragne (Cambridge Mass. 1930).
Lit.: H. Sellers, A bibliography of the works of S. D., in: Proceedings Oxford Bibliogr. Soc.
II (i928-'3o); J. G. Scott, Les sonnets élisabethains (Paris 1929).
