noemt men een fossiele groep van grote, eigenaardig gevormde tweekleppige schelpen, waarvan het bekendste geslacht Hippurites heet. De twee kleppen waren niet aan elkaar gelijk: de ene schelp, die meestal de vorm had van een korte dikke koehoorn, stond rechtop met de punt naar beneden en was met de spits vastgegroeid aan de zeebodem.
De andere vormde een vrijwel plat deksel daar bovenop. Sommige Rudisten waren zeer groot; zij werden een enkele maal zelfs meer dan 1,5 m lang. De Rudisten leefden in het middelste en laatste gedeelte van de Krijtperiode. Zij kwamen in ondiepe zeeën in groten getale bij elkander voor en vormden riffen, zoals tegenwoordig nog door koralen worden opgebouwd. Zulke fossiele Rudistenriffen zijn gevonden in een brede strook van de landen om de Middellandse Zee af over Perzië tot in Zuid-Oost-Azië toe en voorts op de Antillen, in Mexico en in Texas. Op sommige plaatsen is deze rifkalk een mooie lichtgekleurde harde steen met een marmerachtig voorkomen (Hippurietenkalk, Rudistenkalk), die als bouwsteen gebruikt kan worden. Voor dit doel werd zij o.a. ontgonnen aan de Unterberg bij Salzburg en leverde het materiaal voor vele fraaie gebouwen in München.