bekend onder de naam Sarah Bernhardt, Franse toneelspeelster (Havre 22 Apr. 1843 of Parijs 22 Oct. 1844 - 26 Mrt 1923), wier moeder een Nederlands-Joodse muzieklerares was en wier natuurlijke vader, een Frans beambte, haar liet dopen en in een klooster opvoeden, bezocht het conservatorium te Parijs en werd, nadat zij in het Gymnase, in de Porte SaintMartin en in het Odéon gespeeld had, in 1872 lid van de Comédie Française, waar zij met buitengewoon succes optrad. Haar rollen (Phèdre, Andromaque, Zaïre, Chérubin in Le mariage de Figaro, Dona Sol in Hernani, enz.) behoorden tot de meest aangrijpende, die ooit in het Théâtre Français vertoond werden.
In Apr. 1880 verbrak zij haar contract en verliet Parijs, ging naar Amerika, gaf na haar terugkeer gastvoorstellingen in bijna geheel Europa en keerde vervolgens naar Parijs terug, waar zij in de Porte Saint-Martin optrad en waar zij ook een tijdlang, te zamen met haar natuurlijken zoon Maurice Bernhardt, zelf de directie voerde. Haar nieuwste rollen waren La Tosca van Sardou (1887), Jeanne d’Are van Barbier (1889) en Cléopâtre van Sardou en Moreau (1890); ook vervulde zij mannenrollen (Hamlet, de hertog van Reichstadt in L'Aiglon). Een medetoneelspeelster, Marie Colombier, viel haar aan in twee scherpe pamfletten: Les voyages de Sarah B. en Amérique (1882) en Les mémoires de Sarah Bamum (1884). In Apr. 1882 huwde zij met den toneelspeler Daria (eigenlijk Jacques d’Amala, gest. 1889), van wien zij anderhalf jaar later weer scheidde. Later bestuurde zij het Théâtre de la Renaissance te Parijs en sinds 1899 het grotere Théâtre des Nations. Als schrijfster gaf zij uit: Dans les nuages, impressions d’une chaise (Paris 1878 en 1883), het blijspel L’épingle d’or en het blijspel L’aveu. Ook heeft zij enige bijdragen op het gebied der beeldhouw- en schilderkunst geleverd, doch zij heeft haar roem uitsluitend aan haar spel te danken, daar zij de plaats van eerste „tragédienne” van haar tijd lang onbetwist bekleed heeft (la Divine Sarah).Lit.: J. Huret, S. B. (1899); Lys. S. Bernhardt, L« soir de la vie de S. B. (1927) ; Geller (G.J.), S.
B. (2e éd.. Paris 1931)*