Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ROODBOL, cornelis johannes

betekenis & definitie

Nederlands tonelist (Den Haag 4 Jan. 1806 - Amsterdam 12 Mei 1870), gaf voor het toneel een goede positie aan een ministerie op; debuteerde in 1829 als Cederström in „Armoede en Grootheid” aan de Amsterdamse Stadsschouwburg, waarvan hij van 1840 tot 1847 met R. Engelman, P.

Snoeck, M. Westerman, A. Peters, J. E. de Vries, en A. P. Voitus van Hamme de leiding had om er vervolgens tot 1859 als geëngageerde op te treden.

In 1859 voerde hij met Tjasink de directie, waarbij zich in 1862 Peters aansloot. In zijn uiterlijk een gentleman, was hij ook literair goed ontwikkeld; hij vertaalde vele stukken en had als speler meer succes dan als directeur. Een zijner voornaamste rollen was Lodewijk XI.Lit.: Alberdink Thijm, in: De Spectator 1845-1846; Joh. Hilman, Ons Tooneel (Amsterdam 1879); J. A. Worp, Gesch. v. d. A’d. S.S. 1490-1772 (Amsterdam 1920); M.

B. Mendes da Costa, Tooneelherinneringen (1e, 2e, 3e reeks) (Leiden 1900, Amsterdam 1927 en 1929).

< >