grondlegger van de Duits-Katholieke kerk (Bischofswalde, Silezië, 16 Oct. 1813 - Wenen 26 Oct. 1887), was sinds 1840 kapelaan te Grottkau, werd vervolgens wegens artikelen van zijn hand geschorst en later gesuspendeerd, daarna geëxcommuniceerd (1844). Sedert 1845 predikant van de door hem gestichte Duits-Katholieke gemeente te Breslau, werkte hij voortaan in geschriften en op rondreizen voor het Duits Katholicisme, was lid van het Voorparlement, vluchtte echter wegens een open brief aan Friedrich Wilhelm IV in 1849 naar Londen.
In 1861 keerde hij naar Breslau terug en stichtte in 1863 te Frankfort a.d. M. de vereniging tot hervorming van de godsdienst ter bestrijding van Rome. Zijn ideeën propageerde hij in het door hem uitgegeven tijdschrift Die neue religiöse Reform. Door de revolutionnaire neigingen op politiek en sociaal gebied, waaraan hij sinds 1848 uitdrukking gaf, viel hij in ongenade bij de regeringen en kwijnde zijn schismatieke kerk, die reeds 259 gemeenten met 60.000 à 80.000 leden telde, weg.
Lit.: H. J. Christiani. J. R.’s Werdegang bis zu seiner Exkommunikation (Berlin 1923).