noemde men in de Republiek der Verenigde Nederlanden het deel van de troepen der Generaliteit, dat door elk gewest betaald werd, of, zoals men zeide, dat te zijner repartitie stond. Volgens de Unie van Utrecht zou men gemeenschappelijk de middelen beramen, waaruit de landsverdediging werd betaald, maar daartoe is het nooit gekomen. Elk gewest betaalde een aandeel of quote aan de Staten-Generaal voor de algemene kosten.
Toen de gewesten slecht betaalden en de troepen daardoor lastig werden, bepaalde men, dat elk gewest zelf de troepen zou betalen, die in het gewest gelegerd waren, aldus de last van slechte betaling op elk afschuivend. Aan dit stelsel werd in zoverre vastgehouden, dat elk gewest voortaan (sinds het einde der 16de eeuw) een deel der troepen ter betaling toegewezen kreeg en daarvan ook de officieren benoemde, maar deze troepen lagen niet steeds binnen het gewest zelf. De betaling ging nu in het algemeen beter, maar de provinciale zelfstandigheid was er door vergroot; het was alsof elk gewest zijn eigen troepen had.Lit.: De Bas en Ten Raa, Het Staatsche leger, I (1911).