is de bewering, dat beweging een betrekkelijk begrip is. Immers, om de beweging van een lichaam te beschrijven is het nodig, aan te geven ten opzichte waarvan de beweging wordt beschouwd.
Iemand die in een trein stilzit beweegt t.o.v. de aarde, de aarde beweegt zich weer t.o.v. de zon enz. Men zou nu kunnen afspreken, dat men een systeem lichamen neemt, bijv. het geheel van de vaste sterren, en beweging zonder meer definieert als beweging t.o.v. dit systeem. Maar het heeft logisch geen zin, dit nu speciaal als absolute beweging te beschouwen. Het relativiteitsbeginsel zegt nu, dat het onmogelijk is door een of ander experiment uit te maken, of een lichaam zich beweegt, men kan alleen waarnemen, of het zich t.o.v. een ander lichaam beweegt.Op het eerste gezicht schijnt dit niet juist te zijn. Een glas water bijv., dat stil staat, vertoont een vlak oppervlak. Laat men het nu om zijn as draaien, dan gaat het wateroppervlak hol staan. Men moet dus zeggen, dat draaiing wel aan te tonen is. Het eerste relativiteitsprincipe, dat naar Galilei is genoemd, zegt dan ook alleen, dat eenparige rechtlijnige beweging niet is aan te tonen. Heeft men dus twee waarnemers, die zich t.o.v. elkaar rechtlijnig eenparig bewegen, dan kan men niet uitmaken, of één zich misschien in rust bevindt.
De ontwikkeling van de electriciteitstheorie daarentegen leidde tot het aannemen van de aether*, waarin zich deze verschijnselen afspelen en ook de lichtgolven zich voortplanten. Hiermee was dus een absolute ruimte gevonden, t.o. waarvan men van beweging zonder meer kon spreken. Nadat echter de proef van Michelson en Morley had aangetoond, dat beweging t.o.v. de aether niet was aan te tonen, stelde Einstein de speciale relativiteitstheorie op, waarin het relativiteitsprincipe voor rechtlijnige eenparige bewegingen ook voor electro-magnetische verschijnselen werd aangenomen. Als gevolg van deze toepassing van het principe moesten de opvattingen over ruimte en tijd ingrijpend worden herzien (z relativiteitstheorie). De conclusie, dat de aether dan ook niet bestaat daar beweging t.o.v. de aether niet kan worden waargenomen, is niet natuurkundig, maar filosofisch (positivistisch). De natuurkunde kan zich over het bestaan van absolute beweging niet uitlaten, slechts over de aantoonbaarheid en over de vraag, of het principieel mogelijk is de absolute beweging en de aether aan te tonen.
Dit antwoord luidt nu ontkennend. Het algemene relativiteitsprincipe, ook door Einstein opgesteld, spreekt de relativiteit voor alle bewegingen uit. Wel is waar zal iemand in een versneld rijdende trein krachten ondervinden, die in een eenparig rijdende trein niet worden waargenomen, maar deze krachten kunnen ook als een zwaartekrachtsveld worden opgevat, waarbij dus de trein als stilstaande wordt beschouwd (of als eenparig bewegend). Terwijl nu elke beweging kan worden „weggetransformeerd” en door een zwaartekrachtsveld kan worden vervangen, is het omgekeerde niet altijd mogelijk. Het zwaartekrachtsveld van de bolvormige aarde zal er wel anders uitzien, uit een stelsel beschouwd dat t.o.v. de aarde een versnelde beweging heeft, maar het kan door geen beweging verdwijnen.
DR J. BOUMAN