heet in de versterkingskunst een gesloten, meestal rechthoekig vestingwerk, dat geen eigen flankement heeft, zodat nevenliggende redoutes elkaar moeten flankeren.
In de belegeringen vóór Vauban kwamen ze als veldwerken voor, van vierkante vorm, zowel in de circumvallatie-liniën als in de approches; ze droegen dan ook wel de naam cortegarde (naar het Fr. corps de garde), loop- of wijkschans en reduyt, wat een Nederlands woord voor het Fr. redoute kan zijn geweest. In grotere afmetingen werden nog tot in de 19de eeuw redouten als permanente vestingwerken ter verdediging van belangrijke punten, accessen enz. aangelegd. Voorbeelden: de redoute op de Emmerdijk of zgn. Emmerschans in Drente, en de redouten Kijkuit, Spion en bij Tienhoven in de Nieuwe Hollandse Waterlinie.