(Lolium L.), naam van een Grassen-geslacht met 6 soorten, aargrassen met meerbloemige platte aartjes, die in 2 rijen staan met de smalle zijde naar de aarspil en meest slechts 1 kelkkafje hebben.
Van de soorten noemen wij: L.perenne L. (Engels Raaigras), een in Nederland algemene overblijvende plant, sinds eeuwen opzettelijk gezaaid (het eerst in Engeland) als voortreffelijk voedergras met een sterke uitstoeling, die het een belangrijk bestanddeel van de tweede snede doet zijn; L. multiflorum Lam. (syn. italicum A.Br.) of Italiaans Raaigras, uit Zuid-Europa, in Nederland ook vaak gezaaid, van de vorige soort vnl. verschillend door de meest genaaide kroonkafjes; L. temulentam L. of Dolik, een 1-jarig akkeronkruid met kelkkafjes, die meest langer zijn dan de aartjes, meest genaaide kroonkafjes en vruchtjes met bedwelmende giftige eigenschappen (waarschijnlijk veroorzaakt door een zwam, die symbiotisch in de dolik leeft), die bij het zuiveren van graan zorgvuldig moeten worden verwijderd; en L. remotum Schrank of Vlasdolik, die, nu zeer zeldzaam, vroeger veel op vlasakkers voorkwam, ook 1-jarig, maar tengerder dan de vorige soort met korter kelkkafjes en meest ongenaaide kroonkafjes. Het zgn. Franse Raaigras behoort tot een ander geslacht (z glanshaver).