Romeins dichter (Napels 40/45 n. Chr. - 95/96 n.
Chr.), wiens vader eveneens dichter was en hem tot het schrijven van zijn epos, Thebais, heeft aangespoord. Dit hoofdwerk, in rhetorische stijl, behandelt een episode uit de Thebaanse sagenkring, de strijd tussen de vijandelijke broeders Eteokles en Polyneikes, in 12 boeken. Dit werk genoot bij tijdgenoten en in de Middeleeuwen grote bewondering, evenals zijn onvoltooid achtergelaten epos Achilleis, waarin Achilles in het middelpunt staat, een gedicht, dat in de Middeleeuwen op de scholen veel werd gelezen. Naast deze heldendichten schreef hij gelegenheidsgedichten, die hij Silvae (bosjes) noemde, waarvan 5 boeken bewaard zijn; tegenwoordig zoekt men de betekenis van Statius als dichter juist in deze gedichten, terwijl men de Thebais en Achilleis als producten van minder waarde beschouwt.Bibl.: uitg. an alle werken d. A. Baehrens, P. Kohlmann ea R. Jahnke. 3 dln: 1. Silvae, 2. Achilleis en Thebais, 3. comm. v. Lactantiu . Placidus (Lipsiae I876-98); tekst met Eng. vert. d. J. H. Mozley, 2 dln (London 1928, Loeb Glass. Library). Thebais en Achilleis, uitg. d. H. W. Garrod (Oxonii 1906). Thebais boek I, uitg. d. H. Heuvel, diss. Groningen (1932), boek VI d. H. W. Fortgens, diss. Utrecht (1934)» Achilleis uitg. d. M. J. R. Brinkgreve, diss. Leiden (1913). d. S. Jannaccone (Firenze 1950). Silvae, uitg. d. F. Vollmer (Lipsiae 1898, beste uitg. met comm.); d. A. Klotz (Lipsiae 1900, herdr. 1911), d. J. S. Phillimore, 2de dr. (Oxonii 1917), tekst met Fr. vert. d. H. Frère en H. J. Isaac, 2 dln (Paris 1944, Coll. Budé).
Lit.: L. Legras, Étude sur la Thebaide de Stace (1905); A. J. Deferrari en M. G. Eagan, A Concordance of S. (1943).