Frans ingenieur en econoom (La Rivière, bij Honfleur, 11 Apr. 1806 - Parijs 13 Apr. 1882), werd hoogleraar aan de mijnschool te Parijs en vervolgens onderdirecteur van deze inrichting. In 1867 werd hij tot senator benoemd.
Het meest is hij bekend geworden door zijn monografieën over arbeidersgezinnen, waarvan hij er 36 verzamelde in zijn Ouvriers européens. Hij koos die gezinnen uit de meest verschillende kringen in het groot aantal landen, dat hij bezocht. Hij trachtte daarin vooral te doen uitkomen, welke overwegende invloed de omgeving op de toestand van de mens uitoefent, de invloed der steppen, van de zeekust, van gemengde grond. Daarin schuilt zijn grote verdienste hoewel zijn generaliserende gevolgtrekkingen in de tegenwoordige tijd niet algemeen kunnen worden onderschreven. Dit is een nadeel van de gevolgde methode: de enquête, die het kenmerk van echte statistiek, nl. volledigheid ontbeert. Het gevaar is, dat a priori voor typisch geval wordt aangezien, wat misschien in het geheel geen type is. Le Play heeft school gemaakt: navolgers zijn verenigd in de „Unions de la paix sociale” en de „Société internationale d’économie sociale” met het tijdschrift Réforme sociale. De Ouvriers des deux Mondes vormt een voortzetting, door zijn school, van de Ouvriers européens.Bibl.: Les ouvriers européens (1855; 2de dr., 6 dln. 1877-1879); La réforme sociale en France (2 dln, 1864; 7de dr., 3 dln, 1887); L’organisation du travail (1870; 5de dr., 1888); L’organisation de la familie (3de dr., 1884); La constitution essentielle de l’humanité (1881; 2de dr., 1893).
Lit.: E. Demolins, L. P. et son oeuvre (Paris 1882); F. Auburtin, L. P. d’après lui-même (Paris 1906); Gh. Baussan, De L. P. k P. Bourget (Paris 1935); W. Röpke, Civitas humana, 2de dr. (1946).