Zuidfrans theoloog en filosoof (Sérignan 1248/’49 - Narbonne 14 Mrt 1298), Franciscaner monnik, was de geestelijke leider van de strengere, de zgn. „spirituale”, richting in zijn orde. Hij doceerde na 1287 te Florence en van 1290 af te Montpellier.
Op het Concilie te Vienne (1311-12) werden enige zijner leerstellingen, met name omtrent de verhouding tussen lichaam en ziel, veroordeeld. Hij was een zeer zelfstandig en fijnzinnig denker. Tot de vele geschriften, die hij achterliet, behoort Quaestiones in secundum librum Sententiarum. Hij is een der baanbrekers van het latere Nominalisme.Bibl.: Quaestiones (Venetiis 1509), uitg. d. B. Jansen in 3 dln (Quaracchi 1921 -’26, Bibl. Franciscana scholast, medii aevi, 4-6).
Lit.: F. Ehrle, P. J. O., sein Leben u. seine Schriften, in: Archiv für Lit.- u. Kirchengesch. des Mittelalters III (1887); B. Jansen, Die Erkenntnislehre O.’s (1921); E. Müller, Das Konzil von Vienne (1934).