Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Paul VERLAINE

betekenis & definitie

Frans dichter (Metz 30Mrt 1844-Parijs 8 Jan. 1896), officierszoon, genoot een goede schoolopleiding, werd een bescheiden stadhuisambtenaar, huwde een meisje, Mathilde Manté de Fleurville, uit beschaafde kring en trachtte een burgerlijk leven te leiden.

Maar reeds vroeg vertoonden zich verontrustende symptomen: hevige puberteitscrisis, verlies van geloof, verslaafdheid aan de drank, waarbij kwam de ontwrichtende invloed van de Commune, die hij passief onderging. De kennismaking met Rimbaud bracht de fatale crisis, die leidde tot de gezamenlijke vlucht naar België en Engeland en het incident te Brussel (io Juli 1873), toen Verlaine de vriend die wilde breken licht verwondde, waarna hij tot twee jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, welke hij onderging te Mons. Na zijn bekering in de gevangenis trachtte hij nogmaals een burgerleven te beginnen — hij werd leraar in Engeland en te Rethel — maar de poging mislukte door de alkohol, eros en de zwerfzucht. Terwille van zijn aangenomen zoon Lucien Létinois werd hij boer; ook dit bestaan eindigde met een faillissement. Na de dood van zijn leerling en het verlies van zijn moeder raakte hij alle stuur kwijt en de laatste jaren werden gesleten op zolderkamers, in hospitalen of kroegen. Juist in deze jaren werd hij bekend in letterkundige kringen en ontstond de legende van de primitieve „heilige”, de kinderlijke bohémien, de spontane dichter. Tegen het eind van zijn leven hield hij lezingen in België en in Nederland, waarvan we de getuigenis vinden in Quinze jours en Hollande (1893).

Als mens was Verlaine vaak een sater of een bruut, die zich overgaf aan al zijn instincten, zonder mededogen voor zijn slachtoffers, zoals zijn vrouw of zijn moeder, met buien van oprecht berouw bij het aanschouwen van de ruïnes welke hij had aangericht. Maar deze maatschappelijke drenkeling, in vele opzichten verwant aan Villon, was evenals deze een groot dichter. Receptief van geest, had hij door veelzijdige lectuur een degelijke cultuur verworven en medegewerkt aan contemporaine tijdschriften; zijn eerste bundel Poèmes saturniens (1866) verried sterk de invloed van de Parnassiens, van Leconte de Lisle in het bijzonder, hoewel reeds hierin onder invloed van Baudelaire en Sainte-Beuve gedichten met intiemer, suggestiever accent. Dan volgen de Fêtes galantes (1869), een evocatie van de pastorale 18de eeuw, geïnspireerd door de studies van de gebroeders Goncourt en de schilderijen van Watteau. Persoonlijker, muzikaler zijn de verzen uit La bonne Chanson (1870),gewijd aan zijn verloofde. In de gevangenis ontstonden de Romances sans paroles (1874), een van zijn meest geslaagde bundels, waarin hij de toepassing geeft van zijn eigen „ars poëtica” in verzen met nieuwe rhythmische mogelijkheden, gebaseerd op de muziek van het woord (geen dichter heeft meer componisten geïnspireerd dan Verlaine), met gelukkig gebruik van alliteratie, assonance, versovergang, oneven aantal versvoeten, mogelijkheden door Verlaine als volleerd vakman toegepast ook in de latere bundels waarin de zuivere inspiratie maar al te vaak zou ontbreken en waarbij zijn kennis van oudere dichters — we noemen speciaal Marceline Desbordes-Valmore — hem tot gids diende.

In Sagesse (1881) verenigde hij de na zijn bekering ontstane religieuze verzen. Soms zijn dit maar simpele, te zoetelijke stamelingen of prozaïsche reminiscenties van zijn eigen apologetische lectuur, maar ook vaak prachtige gedichten, waarin hij op onnavolgbare wijze uitdrukking geeft aan zijn zielestrijd tussen goed en kwaad, zijn innige aanhankelijkheid aan Jezus of Maria, die hem, zo diep gevallene, troost willen schenken. In de latere bundels, waarin het aantal zwakke verzen steeds toeneemt, heeft Verlaine bewust de religieuze en paganistische verzen afgewisseld. Zo staan naast Amour (1888) en Bonheur (1891) met Katholiek accent de bundels Jadis et Naguère (1881) en Parallèlement (1889), meer aards georiënteerd. Van zijn prozawerken heeft Les Poètes maudits (1884, 1888), waarin hij Rimbaud e.a. aan het publiek bekend maakt, literair-historische waarde.

DR R. WIARDA

Bibl.: Œuvres complètes (Vanier-Messein 1926-30, 5 vol.); Œuvres posthumes (Vanier-Messein i926-29, 3 vol.); Correspondance, p.p. A. v. Bever (Vanier-Messein i922-29, 3 vol.), Œuvres complètes,p.p. A. Fontainas (i93i-32f 8vol.); Œuvres poétiques complètes, p.p. Y.

G. le Dantec (Ed. de la Pléiade, 1952, uitstekend) ; goede uitg. van de aparte bundels door Y. G. Ie Dantec (Ed. de Cluny) ; Œuvres complètes p.p. Y. G. Ie Dantec (Messein 194g, 2 vol., uitstekend) ; Bonheur, éd. crit. p.p. H. de Bouillane de Lacoste (1949); Trilogie érotique: Les Amies, Femmes et Hombres (1910).

Lit.: F. Montel, Bibl. de P. V. (1925); A. v. Bever et M. Monda, Bibl. et iconographie de P. V. (1926); C.

Cuénot, Etat présent des études verlainiennes (1938, uitstekend); J. Gedeon, La fortune intellectuelle de V. (France, Allemagne, Autriche, Hongrie) (Szeged. 1933); F. Porché, V. tel qu’il fut (1933); A. Adam, Le vrai V. Essai psychanalytique (1936); L. Morice, V., le drame religieux (1947); P Martino, V. (1944).

< >