of driepuntige aanraking noemt men de zodanige ligging van twee vlakke krommen, dat zij elkander in een punt raken (z raking) en tevens dezelfde kromtecirkel* hebben. Twee oppervlakken osculeren volgens een kromme k, indien in ieder snijvlak de beide doorsneden elkander in het snijpunt met k osculeren (z hierna).
Osculatievlak
van een ruimtekromme k in een punt P noemt men de limietstand, waartoe een veranderlijk vlak a, door de raaklijn in P gebracht (z raking), nadert, indien een der andere punten, die k en a gemeen hebben, langs k wordt verschoven, tot het met P samenvalt. Projecteert men k uit een punt van het osculatievlak op een willekeurig tafereel, dan zal de projectie van k in de projectie van P een buigpunt vertonen, welke eigenschap ook als definiërende eigenschap van het osculatievlak kan worden opgevat.