aan een vlakke of ruimtekromme* in een bepaald punt (het raakpunt) noemt men de limietstand (indien aanwezig), waartoe een snijlijn nadert, indien zij om één der snijpunten wordt gewenteld, tot een tweede snijpunt daarmede samenvalt (eigenlijke raaklijn). Ook een lijn, door een veelvoudig punt getrokken (z dubbelpunt en multipliciteit) wordt, al voldoet zij niet aan deze definitie, raaklijn genoemd, doch dan met de bijvoeging oneigenlijk*. De (eventuele) limietstand, waartoe de raaklijn nadert, als het raakpunt naar het oneindige gaat, heet asymptoot*. Een algebraïsche kromme heeft in ieder enkelvoudig punt een bepaalde raaklijn, doch bij transcendente krommen is dit niet altijd het geval.
Zelfs bestaan er krommen, die, hoewel continu, in geen enkel punt een bepaalde raaklijn hebben (z differentieerbaarheid). Wordt een vlakke kromme voorgesteld door de vergelijking y = ƒ(x), dan is de raaklijn in het punt (x0, y0): y —y0 = ƒ’(x0) (x—x0); indien ƒ'(x0) = ∞, dan is de vergelijking van de raaklijn in het punt (x0,y0) : x = x0.